top of page
IRSElogo-horizontal.png

Het Seinreglement volgens de Spoorwegwet uit 1875

  • 31 aug
  • 1 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 22 okt

Spoorwegmuseum; foto NA
Spoorwegmuseum; foto NA
ree

De wettelijke grondslag van het Seinwezen treft men aan in hoofdstuk III van het A.R.D. (Algemeen Reglement voor de Dienst op de Spoorwegen). Daar vindt men vermeld welke punten op de spoorweg door hoofdseinen moeten worden beveiligd, wanneer en op welke afstand voorseinen moeten worden geplaatst en op welke afstand seinen bij normale weersgesteldheid door de machinist moeten kunnen worden waargenomen. Tevens is in dit hoofdstuk aangegeven wanneer tussen de stand van hoofd- seinen en een beweegbare brug, tussen hoofdseinen en wissels, of hoofdseinen onderling verband moet zijn. Art. 20 van het A.R.D. schrijft voor, dat de normale stand der seinen wordt aangegeven in een afdeling van het Dienstreglement, bedoeld in art. 6 der Spoorwegwet, terwijl art. 28 bepaalt, dat daarin ook opgenomen worden de beschrijving van de seinen alsmede voorschriften voor het gebruik daarvan. Bovendien wordt hier voor genoemd deel van het dienstreglement de naam "Seinreglement" vastgesteld. Zoals het titelblad vermeldt, is het Seinreglement het 2e deel van het Dienstreglement. (Het Dienstreglement is een reglement betreffende de treinenloop en de beveiliging daarvan, van welks samenstelling en wijziging de Minister van Verkeer en Energie ) zich, in verband met de belangrijkheid, de goedkeuring voorbehoud. De samenstelling van het Dienstreglement wordt voorgeschreven in art. 6 van de Spoorwegwet van 1875). In deze afleveringen wordt het Seinreglement behandeld, ingevoerd bij dienstorder No. 2912 met inachtname van de wijzigingsbladen 1 t/m 7 en de Dienstorders en Aanschrijvingen. vermeld in: Ep. Bev.no. S.R; 2/89.


De bijlage is een kopie (46 bladzijden) uit de cursus voor opleiding tot Technisch Ambtenaar met o.a. de uitleg van de toenmalige seinen.



Opmerkingen


bottom of page